Natuurwetgeving

Algemeen

De natuur vormt een belangrijke schakel in onze wereld en draagt mede zorg voor een leefbare leefomgeving. De ecosysteemdiensten van de natuur zijn groot; klimaat, waterhuishouding, afvangen en verwerken van uitstoot zijn enkele voorbeelden waar de natuur een grote rol in heeft. Om onze natuur en leefomgeving te beschermen zijn er op nationaal, Europees en mondiaal verband afspraken gemaakt. Natuurwetgeving is in Nederland onder andere verankerd in de Omgevingswet.

De wetgeving is er op gericht flora- en fauna-soorten, houtopstanden en gebieden te beschermen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en/of beheersmaatregelen dient rekening gehouden te worden met beschermde soorten, beschermde houtopstanden en beschermde gebieden. Onze ecologen brengen de risico’s van de voorgenomen activiteit in kaart en bieden een passende oplossing ten aanzien van de te beschermen soorten, gebieden en/of houtopstanden. Met onze inventarisatie(s) en plan(nen) is het project juridisch geborgd. Ons uitgangspunt is de natuur te respecteren, zorgvuldig te handelen en de ruimte te zoeken om het voorgenomen project doorgang te laten vinden.

Wat is er nodig

Binnen een ruimtelijke ontwikkeling en-/of beheersmaatregel kunt u te maken krijgen met natuurwetgeving. De benodigde verdiepende onderzoeken variëren, maar starten vaak met een verkennend onderzoek (Quickscan).

Soortenbescherming onderzoek

Binnen een ontwikkeling is het van belang om te bepalen of er beschermde soorten te verwachten zijn binnen de projectlocatie. Het is in de Omgevingswet namelijk niet toegestaan om zonder een omgevingsvergunning een activiteit te verrichten die mogelijk gevolgen heeft voor van natura in het wild levende dieren of planten. Een activiteit zoals voorgaand geschetst wordt een flora- en fauna-activiteit genoemd.

Ten behoeve van de bepaling of beschermde soorten te verwachten zijn binnen een projectlocatie, wordt allereerst een verkennend onderzoek uitgevoerd. Wanneer er binnen het verkennend onderzoek (Quickscan) wordt vastgesteld dat er (in potentie) beschermde soorten gebruik maken van, of zijn gevestigd binnen de projectlocatie, dan is het noodzakelijk om passende maatregelen te nemen ten aanzien van de vastgestelde soorten. Afhankelijk van onder andere het beschermingsregime, staat van instandhouding, honkvastheid van de soort, de aard van de werkzaamheden en de effecten van de werkzaamheden op beschermde soorten, moet worden bepaald welke maatregelen passend zijn.

Maatregelen die passend zijn binnen een ontwikkeling variëren, maar kunnen bestaan uit het uitvoeren van nader onderzoek. Nader onderzoek wordt uitgevoerd volgens onderzoeksprotocollen en geeft antwoord op de vraag of er beschermde soorten binnen de projectlocatie aanwezig zijn, en of deze soorten negatieve effecten kunnen verwachten als gevolg van een ontwikkeling. Wanneer werkzaamheden negatieve effecten veroorzaken op beschermde soorten, is het noodzakelijk om een omgevingsvergunning aan te vragen.

Een omgevingsvergunning kan aangevraagd worden bij het beoordelend bevoegd gezag en behoeft de uiteenzetting van een activiteitenplan. Een dergelijk activiteitenplan gaat onder andere in op mitigerende (compenserende) maatregelen voor beschermde soorten. Een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit kan worden verleend als:

  • Er geen andere bevredigende oplossing dan het verrichten van de activiteit bestaat;
  • De activiteit nodig is vanwege een wettelijk belang; en
  • De activiteit niet leidt tot verslechtering van de staat van instandhouding van de relevante soort.

Indien een omgevingsvergunning verleend wordt, kan de voorgenomen activiteit doorgang vinden. Hierbij zijn voorschriften uit een omgevingsvergunning leidend.

Samenvatting & planning soortenbescherming

Disclaimer: Er kunnen geen rechten ontleend worden aan het stroomschema.

 

Tip

Doe een verkennend onderzoek (Quickscan) in de initiatieffase. Sommige onderzoeken, rijping en plaatsing van mitigerende maatregelen en aanvraag van vergunningen nemen veel tijd in beslag. Door het vroegtijdig inzetten van de juiste stappen wordt vertraging in (bouw-)processen geminimaliseerd.

Gebiedsbescherming onderzoek

Bij gebiedsbescherming moet er worden gedacht aan bijvoorbeeld Natura-2000 gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Binnen het verkennend onderzoek (Quickscan) wordt vastgesteld of de voorgenomen activiteit invloed kan hebben op doelstellingen van deze gebieden. Indien er negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde gebieden, is het noodzakelijk om passende maatregelen te nemen.

Binnen een ontwikkeling is het in ieder geval van belang om te bepalen of de voorgenomen activiteit significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Het is in de Omgevingswet namelijk niet toegestaan om zonder een omgevingsvergunning een activiteit te verrichten die mogelijk significante gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied. Een activiteit zoals voorgaand geschetst wordt een Natura 2000-activiteit genoemd.

Ten behoeve van de bepaling of significante gevolgen door een activiteit op Natura 2000-gebieden te verwachten zijn, wordt zoals reeds benoemd allereerst een verkennend onderzoek uitgevoerd. Indien uit de Quickscan (of Voortoets) blijkt dat significante gevolgen op Natura 2000-gebieden niet uit te sluiten zijn, is een project vergunningplichtig en dient eerst een Passende Beoordeling gemaakt te worden. Indien er noodzaak is tot het nemen van mitigerende maatregelen (verzachtende maatregelen), maar er nog steeds significante gevolgen te verwachten zijn, dan kan een omgevingsvergunning voor het project worden verleend als een ADC-toets succesvol is doorlopen. Bij een ADC-toets dient uiteengezet te worden dat er geen andere bevredigende oplossing dan het verrichten van de activiteit bestaat, de activiteit nodig is vanwege een wettelijk belang, en er compenserende maatregelen worden genomen.

Samenvatting & planning gebiedsbescherming

Disclaimer: Het stroomschema is niet van toepassing op vergunningsvrije gevallen. Er kunnen geen rechten ontleend worden aan het stroomschema.

 

Houtopstanden

Beschermde houtopstanden zijn opgenomen binnen de Omgevingswet met als doel om het aanwezige areaal bos in Nederland te behouden en de natuur en landschappelijke waarden te beschermen. De bescherming geldt voor bos, maar ook voor andere ‘houtopstanden’ zoals boomvormers, struiken, hakhout of griend. Een verkennend onderzoek (Quickscan) toetst de effecten van een activiteit op houtopstanden.

Houtopstanden buiten de bebouwingscontour houtkap, bestaande uit 10 are of meer óf bestaande uit bomenrijen met meer dan 20 bomen, worden beschermd van velling door een meldplicht en herplantplicht. De regels gelden niet voor:

  1. houtopstanden binnen de in het omgevingsplan aangewezen bebouwingscontour houtkap;
  2. houtopstanden op erven of in tuinen;
  3. bomen en struiken die specifiek voor het oogsten van fruit, noten of vruchten worden geteeld;
  4. houtopstanden die windschermen om boomgaarden vormen;
  5. naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, indien niet ouder dan 20 jaar;
  6. kweekgoed;
  7. uit populieren of wilgen bestaande:
    • wegbeplantingen;
    • beplantingen langs waterwegen; en
    • eenrijige beplantingen langs landbouwgronden;
  8. het dunnen van een houtopstand voor de bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand;
  9. uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:
    •  ten minste eens per 10 jaar worden geoogst;
    • bestaan uit minstens 10.000 stoven per ha per beplantingseenheid, die bestaat uit aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan 2m; en
    • zijn aangelegd na 1 januari 2013; en
  10. houtopstanden die een kleinere oppervlakte grond beslaan dan 10 are, of bestaan uit een rijbeplanting die 20 of minder bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.

 

Het is verboden om zonder een melding een houtopstand geheel of gedeeltelijk te velen (met uitzondering van periodiek vellen van griend- of hakhout). De te maken melding dient ten minste 4 weken tot maximaal 1 jaar voorafgaand aan de velling uitgevoerd te worden. In een omgevingsverordening kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld aan kapverboden ter bescherming van bijzondere natuur- of landschapswaarden. Indien een houtopstand geheel of gedeeltelijk geveld is, geldt de herplantplicht die binnen 3 jaar op dezelfde grond uitgevoerd dient te worden (aanvullende voorwaarden zijn te lezen in Ow). Binnen de Ow zijn uitzondering en afwijkingen op de meld- en herplantplicht opgenomen.

 

Samenvatting houtopstanden

Disclaimer: Er kunnen geen rechten ontleend worden aan het stroomschema.

 

Enkele van onze producten

  • Quickscan, verkennend onderzoek
  • Nader onderzoek soortenbescherming
  • Nader onderzoek gebiedsbescherming (Voortoets, Passende Beoordeling, ADC-toets, AERIUS-berekening)
  • Compensatieplannen voor houtopstanden
  • Activiteitenplannen voor soortenbescherming en gebiedsbescherming
  • Voorbereiden en aanvragen van vergunningen
  • Mitigatieplannen opstellen, begeleiden en uitvoeren
  • Ecologisch werkprotocollen opstellen, begeleiden en uitvoeren
  • Monitoring

Werkwijze

Ieder flora en fauna vraagstuk is uniek. Wij maken objectieve inventarisaties en handelen met accurate adviezen. Hierdoor komen wij met oplossingsgerichte rapporten. Een passende oplossing waarbij de natuur gerespecteerd wordt en een project doorgang kan hebben is het uitgangspunt.

Ri-buitenbouw- ruige dwergvleermuis

Expertise

Onze ecologen houden zich dagelijks bezig met het up-to-date houden van hun verworven kennis. Zij volgen regelmatig opleidingen en cursussen, waarvan een studie vleermuizen en planologie. Hierin wordt breed aandacht besteed aan de vele soorten vleermuizen en hun habitat.